Boeklezing: De intieme dood van Marie de Hennezel

De intieme dood van Marie de Hennezel door Helma Eijck 8 mei 2000

Tijdens mijn opleiding bij Mens en Intuïtie heb ik in het vierde leerjaar “Lightworker” een boekbespreking gehouden over leven en dood aan de hand van het boek “de Intieme dood” van Marie de Hennezel. De inhoud van het boek sloot heel erg aan bij mijn processen van dat moment. Het boek heeft me geïnspireerd om me verder te richten op aanraken en massages omdat dit helend werkt op geteisterde lichamen en zielen, zoals ik het zelf ook heb ervaren. Ik deel dit graag met anderen, zodat ook zij dit mogen ervaren.

Waarom dit boek De Intieme dood

Ik ga vandaag een bespreking houden van het boek de intieme dood van Marie de Hennezel. Marie de Hennezel werkt als psychologe bij een palliatieve instelling, waar ze terminale patiënten begeleidt in hun stervensproces. Ze beschrijft haar ervaringen met deze patiënten, die oog in oog met de dood de balans van hun leven opmaken. Ze beschrijft hun pijn, angst en verdriet en wanhoop, maar ook hun verwachtingen en hun diepgaande transformatie. Haar belangrijkste taken zijn luisteren, praten en troosten. Waarom koos ik dit boek? Het was het eerste boek dat ik pakte en ik wist:: ‘dit ga ik lezen’. ‘Nee, toch eerst de andere boeken bekijken en vergelijken’. Ik heb met het boek over stervensbegeleiding van Elisabeth Kübler Ross in mijn handen gestaan en getwijfeld. Maar nee, toch dit boek. Waarom? Gaandeweg tijdens het lezen kwam ik er achter. Ten eerste is het boek uit haar hart geschreven, waardoor hetgeen ze schrijft heel diep in mijn hart aankomt. Ik heb ook nog stukken uit het boek van Elisabeth Kübler Ross gelezen en die komen in mijn hoofd aan, interessant, maar niet wat ik op dit moment zoek. Ten tweede gaat het boek ook over mij. ‘Over mij? Ben ik dan stervende?’ In zeker zin is iedereen natuurlijk stervende, je gaat een keer dood, maar ik realiseer me nu dat ik het afgelopen jaar bezig ben geweest met mijn eigen stervensproces. Veel ervaringen die Marie de Hennezel beschrijft lijken op mijn eigen ervaringen. Ik ben zelf dood, stervende, rouwende en stervensbegeleider geweest. Ik ga daarom een boekbespreking houden, waarbij ik ook mijn eigen ervaringen wil delen, ik zal ze proberen te verweven met datgene dat Marie de Hennezel wil overbrengen met haar boek.

Wat is sterven

Sterven is: voor je sterft het wezenlijke van jezelf proberen over te dragen aan diegenen die je bijstaan. Een stervende zal proberen zichzelf te laten zien zoals hij werkelijk is, zonder façades. Hij zal proberen het wezenlijke van zichzelf in de wereld te plaatsen voordat hij diezelfde wereld zal verlaten. Ik ervaar in mijn eigen proces ook die behoefte om mezelf te laten zien zoals ik werkelijk ben, vandaar dat ik dit met jullie wil delen.

Ik kom weer terug bij de vraag: ‘ben ik dan stervende?’ Marie de Hennezel beschrijft aan het begin van het boek dat ze een stervende man samen met twee verpleegkundigen in bad doet. Ze omringen zijn geteisterde lichaam een uur lang met tederheid en liefde, zodat hij zich kan overgeven aan het bad. Ze doen dat op een manier dat hij vergeet dat zijn lichaam geteisterd is, omdat ze heel zijn persoon met tederheid omringen. Een manier die hem als stervende tot het einde toe het gevoel geeft een levende ziel te zijn. En toen wist ik: ‘dit gaat over mij’. Ik voelde mijn eigen geteisterde lichaam, dat het afgelopen jaar van de ene ziekte in de andere terechtkwam, van de ene pijn in de andere, met momenten van pijn dat ik dacht: ’laat mij maar dood gaan’. En ik wist ook: dit heb ik nodig, mensen die mijn lichaam met tederheid en liefde omringen, zodat ook ik kan vergeten dat mijn lichaam geteisterd is en me een levende ziel kan voelen.

Wat is de dood

De dood is een spiegel; wat je er in ziet is je leven. Angst om te sterven is bang zijn om geconfronteerd te worden met je leven. Het is alleen de dood die sterft. Als je zinvol en bewust hebt geleefd ben je niet bang om te sterven. Als je oude trauma’s en rouwprocessen niet goed hebt verwerkt, oude geschillen nog niet hebt bijgelegd, je niet hebt verzoend met familie en vrienden en waarheden ontkent, dan ben je bang om te sterven, omdat je niet echt hebt geleefd.
Als ik terugkijk op mijn leven, dan heeft dat van het begin af aan in het teken gestaan van angst, angst voor mijn vader, mannen in het algemeen, faalangst, claustrofobie (doodsangst). Hoe kon ik daarmee (over)leven? Door ze te ontkennen, te leren er over heen te stappen, mezelf (mijn lichaam) niet mee te nemen bij alles wat ik deed, mezelf wijs te maken dat mijn angsten afnamen, dat ik ze niet had.

Een jaar geleden hadden we tijdens de les een meditatie, waarbij je naar je heiligdom ging en je gids ontmoette. Mijn gids had een dode zwartgeblakerde baby in haar armen dat ze liefdevol heen en weer wiegde en ze wilde het kind aan mij overhandigen. Ik wilde het niet, het was dood en zag er afzichtelijk uit, wat moest ik ermee. Mijn gids drong aan en toen ik het kind in mijn armen nam voelde ik de pijn en het verdriet van het verlies van dit kind, dat een deel van mij was. Ik wiegde het in mijn armen en het zwartgeblakerde vel viel van de baby af en het werd een heel mooie baby. Ik wikkelde haar in een lijkwade en begroef haar in mijn heiligdom, en iedere keer als ik in mijn heiligdom kwam moest ik bloemen op het graf leggen. Ik moest nog rouwen om dit kind. Later kwam ik in mijn heiligdom een wieg tegen met een levende baby. Mijn gids gaf me een draagdoek, om het kind in te dragen. Dood en wedergeboorte.

Toen besefte ik dat ik was gestorven, ‘stukjes’ van mijzelf waren gestorven als baby en als klein kind. Ik besefte dat ik aan het begin stond van een proces. Ik wist toen nog niet welk proces, maar nu weet ik dat ik begon aan mijn stervensproces. Wat ik toen wist met mijn hoofd, moest nog verder doordringen naar mijn lichaam, mijn hart. Ik heb als kind niet bewust kunnen ‘sterven’ en daarom moet ik het nu over doen, om weer levend te worden, weer terug te keren in mijn lichaam. Ik was een soort levende dode, nam niet echt bezit van mijn lichaam, was bang voor het leven, bang voor de liefde. Ik voel dat ik nu steeds meer in mijn lichaam kom, meer op aarde, meer levend en liefdevoller en minder bang. Dus hoe meer ik dat stervensproces in ga hoe meer ik leef. Die tegenstelling blijft ook in het boek steeds terugkomen.

Marie de Hennezel beschrijft bij haar ervaringen met de patiënten die zij begeleidt voortdurend dat hoe dichter ze bij de dood komen des te meer gaan ze leven. Zij ervaart zelf ook dat ze meer is gaan leven door het werk dat ze doet. De dood spoort je aan om geen genoegen te nemen met oppervlakkig leven, maar dieper op het wezen van alle dingen en alles wat leeft in te gaan. Stervenden zijn leermeesters die je leren te leven, bewuster alles mee te maken.

Rouw

Rouw is uiting geven aan gevoelens van opstandigheid en verdriet bij het verlies van een bemind persoon, uiting geven aan datgene wat je nog aan die persoon had willen zeggen. Als je voordat iemand sterft niet volledig met diegene in het reine bent gekomen, dan kom je terecht in onverwerkte rouw, die later alsnog moet worden verwerkt. Het is dan goed om in gedachten met de overledene te praten. In feite ben ik ook bezig met een rouwproces. Ik communiceer met mijn ‘overleden kinderen’, om met ze in het reine te komen. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik kinderen heb gehad die zijn gestorven en dat ik ze niet heb kunnen redden. Ik had daar een enorm schuldgevoel over. Nu besef ik dat het stukjes van mezelf zijn die zijn gestorven. Ik heb ze niet kunnen redden, omdat ik moest overleven. Ik moest ze laten sterven om te kunnen blijven leven, hoe tegenstrijdig dat ook klinkt. Maar ondanks dat ik bleef leven, toch was ik ook dood, ik kon niet werkelijk mezelf zijn.

Stervensbegeleiding en de intieme dood

Wat is stervensbegeleiding? Hoe kun je iemand helpen op een waardige en vredige manier afscheid te nemen van het leven? Je kunt mensen helpen, door in te gaan op de behoefte van patiënten aan een laatste relationele ervaring en aan liefde. Familie en vrienden zijn hier vaak bang voor, ze denken meegesleurd te worden voorbij de dood. Is het niet zo dat als een beminde sterft, er ook een stukje van jezelf sterft? Het is echter minder uitputtend om jezelf volledig in zo’n relatie te geven en je ergens anders weer op te laden, dan om jezelf te beschermen.

Je kunt mensen helpen door de manier van aanraken. Mensen, die lichamelijk afgetakeld zijn, lijden onder het gevoel dat er niet van hen wordt gehouden, dat ze afzichtelijk zijn, een soort weerzinwekkend overblijfsel dat men liever kwijt dan rijk is. Met een blik, gebaar of woord kun je dit bevestigen, of kun je iemand juist het gevoel geven dat hij een onvergankelijk wezen is. Je kunt mensen aanraken volgens de haptonomische benadering, met respect en tederheid, met gevoel voor de persoon. Bij het aanraken op deze manier raak je de persoon aan, niet alleen het lichaam, zodat die persoon zich heel kan voelen, volop levend. Als je je hand legt op de huid van een stervende, op een plek die pijn doet, dan geef je die huid van het stervend lichaam een tweede subtielere etherische huid, die van een onvergankelijke ziel. In de instelling van Marie de Hennezel werken ze daarom bij het verrichten van noodzakelijke pijnlijke behandelingen met z’n tweeën, zodat de èèn de handelingen verricht en de ander aandacht aan de persoon kan schenken.

Een stervende kan pijn hebben zonder dat hij weet waar het vandaan komt. Als je iemand met respect en tederheid aanraakt op die plekken die pijn doen dan kan dit sterke emoties losmaken. Een goed en bevestigend contact roept ons verdriet of gemis daaraan op. Door mensen met aandacht aan te raken kan dit verdriet of gemis geuit worden, waardoor de lichamelijke pijn kan verdwijnen. Marie de Hennezel geeft een voorbeeld van een man met pijn in zijn onderrug, die lijken op barensweeën. Door hem te masseren en met aandacht aan te raken komen zijn gevoelens van ongewenst zijn door zijn moeder boven. Hij is bang om te sterven zonder ooit door liefdevolle armen te zijn gekoesterd. Hoe kun je inderdaad sterven, je overgeven aan de armen van de dood, als je het gevoel hebt nooit te zijn ontvangen door het leven.

Deze manier van aanraken heb ik ook in de opleidinsgroep ervaren. De leadingen/healingen die ik heb gekregen heb ik ervaren als aanraking van mijn persoon, het respect en de liefde daarin heb ik als helend ervaren. Ik voel me meer levend, gekoesterd door liefdevolle armen. In feite zijn jullie ook stervensbegeiders voor mij, alleen ik krijg de huid van een levend lichaam terug. Daarnaast ben ik voor mezelf ook stervensbegeleider, omdat ik dat stervende kind in mij de aandacht, het respect, de liefde en de aanraking geef (laat geven) die het nodig heeft.

Je kunt mensen vooral ook helpen door de dood te integreren in plaats van te ontkennen. Patiënten wordt vaak niet verteld dat ze doodgaan, opgegeven zijn. Artsen durven die boodschap zelf vaak niet over te brengen. Zij zijn er om mensen te genezen, niet om toe te geven dat de grens is bereikt, dat ze hebben gefaald. Ook familie wil vaak niet horen of toegeven dat iemand doodgaat. Ze willen die persoon niet verliezen. Die ontkenning roept veel angst en verwarring bij patiënten op, omdat ze zelf vaak wel aanvoelen dat ze doodgaan. Marie de Hennezel noemt een voorbeeld van een vrouw die net was binnengebracht en zeer verward en angstig was en wild om zich heen sloeg. Ze sloeg wartaal uit en af en toe tussen die warboel van woorden kwam het woord doodgaan tevoorschijn. Haar dochter die erbij stond suste haar iedere keer als ze dat woord hoorde en zei: ‘toe nou mama, zeg dat nou niet, je bent hier om beter te worden’. De dochter werd verzocht de kamer te verlaten en de vrouw, werd gelijk kalm en zei: ’ik ga dood’. De verpleegster pakte haar beet en zei: en we laten u niet alleen, we zullen tot het einde toe bij u blijven’. Vanaf dat moment was de vrouw rustig zelfverzekerd, zoals iedereen haar ook altijd kende. Door de dood niet te ontkennen verdwijnt de angst en de verwarring.

Verder is het belangrijk dat mensen hun angst, pijn, wanhoop en woede kunnen uiten en deze gevoelens niet te dempen met kalmeringsmiddelen, zodat wij ze niet hoeven aan te horen. We kunnen deze hartenkreten niet verdragen, omdat we niets kunnen doen, of omdat we onze eigen pijn en verdriet niet hebben mogen of kunnen uitschreeuwen. Maar een stervende vraagt niet om iets te doen, hij vraagt om zijn pijn en angst te mogen uitspreken en te mogen uitschreeuwen wat hij voelt. Een luisterend oor kan de pijn, de angst en de woede al doen afnemen.

Obstakels bij het sterven

De tijd tot de dood krijg je, ohm je relatie met anderen zoveel mogelijk uit te diepen en te leren loslaten. Alles wat niet is afgemaakt vormt een obstakel bij het sterven. Marie de Hennezel beschrijft een aantal gevallen waarbij patiënten om euthanasie vragen, omdat ze het lijden en het verval niet aankunnen. Vaak is het zo dat deze mensen om euthanasie vragen omdat ze dingen niet hebben afgemaakt. Ze zijn bang om in de ogen van de dood daadwerkelijk contact te maken met de mensen van wie ze houden. Of er is woede die nog geuit moet worden. Vaak bezorgen deze emoties ook extra pijnklachten. Door met de patiënten te praten en ze hun emoties te laten uiten, verdwijnen de pijnklachten en de vraag om euthanasie. De euthanasie is dan een vlucht voor de confrontatie met het leven: de spiegel die de dood is.

Stervenden kunnen in een coma terechtkomen, waarbij ze lijken te wachten op iets of iemand, om vredig heen te kunnen gaan. Het kan een vlucht zijn, wanneer bepaalde dingen te zwaar zijn om te dragen, maar als het nog te vroeg is om te sterven, omdat nog niet alles is afgemaakt. De stervende lijkt zijn omgeving de tijd te geven om afscheid te nemen. Vaak is het zo dat als de persoon waarop de stervende wacht verschijnt, de patiënt uit zijn coma ontwaakt en vervolgens sterft. Marie de Hennezel vertelt het verhaal van een jong meisje dat gedurende een aantal weken in coma ligt. Niemand begrijpt waarom ze niet sterft, voordat ze in coma raakte zei ze dat over wilde gaan, en de moeder spreekt Marie de Hennezel er op aan. Deze vraagt aan de moeder of ze onbewust toch haar dochter niet kan loslaten. De volgende dag als de hele familie rond het bed zit zegt de moeder hardop dat ze van haar houden en dat ze hun zoveel heeft geleerd, dat ze zonder haar verder kunnen, dat haar dochter mag gaan. Op dat moment ontwaakt de dochter, kijkt haar ouders aan zwaait met haar hand en zegt ‘ciao’, zoals ze dat altijd deed en vervolgens sterft ze.

Het naderen van de dood kan oude gevoelens van angst en onveiligheid oproepen. Een stervende kan zich niet meer beschermen of verdedigen en is dus kwetsbaar. Verdriet of doodsangst uit vroege kinderjaren kunnen omhoog komen. En een obstakel vormen bij het sterven. Een stervende kan dan op zoek gaan naar de bescherming en de veiligheid die hij ooit heeft moeten missen. Als je een stervende die veiligheid en bescherming kunt bieden, kan deze persoon waardig en bewust sterven. Een mooi voorbeeld dat Marie de Hennezel geeft is die van een vrouw die zowel een grote rijpheid vertoont in haar stervensproces, als kinderlijke angstaanvallen heeft, waarbij ze volledig in paniek is en overal slangen ziet. Bij èèn zo’n angstaanval komt Marie de Hennezel de kamer binnen. De vrouw probeert uit de kamer te lopen en schreeuwt dat er slangen achter haar aanzitten. Marie de Hennezel neemt de vrouw op in haar armen en gaat met haar op schoot zitten terwijl ze haar wiegt en over haar haren strijkt. De vrouw schreeuwde en huilde als een klein kind en uiteindelijk kalmeert ze. Ze vertelt dat haar moeder, toen ze klein was een pot met slangen had, die ze losliet als ze ongehoorzaam was. Die kinderlijke angst en dat gevoel van onveiligheid ervaart ze nu opnieuw. Marie de Hennezel geeft de vrouw door haar op schoot te nemen dat gevoel van veiligheid terug, waardoor ze kalmeert. Ook geeft ze haar een broche van een vlinder en zegt: ’deze vlinder is niet bang voor slangen, hij kan wegvliegen hij zal je helpen. De vlinder is het symbool voor de ziel die ontsnapt aan de biologische wetten van het lichaam’. In feite geeft ze hiermee de vrouw een knuffel zoals je die aan een kind geeft om niet bang te zijn in het donker. Een voorwerp om je affectie op over te dragen als de moeder afwezig is. Je kunt een stervende die zulke angsten heeft platspuiten met medicijnen of er op deze manier mee omgaan. Ik vind het getuigen van een enorme kracht en liefde dat Marie de Hennezel het op deze manier doet.

Leven

De dood is een spiegel van het leven. Ga je dood zoals je hebt geleefd? Marie de Hennezel beschrijft het stervensproces van een jonge vrouw van 25 jaar die aids heeft. Ze heeft een pokkeleven gehad en is al jong door haar moeder in de steek gelaten. Daarna heeft ze allerlei ellende meegemaakt en is ze aan de drugs geraakt en besmet geraakt met aids. De avond voor ze sterft, drinkt ze met haar moeder een fles champagne en delen ze de weinige goede dingen die ze samen hebben beleefd. De volgende dag kondigt ze aan dat ze gaat sterven. Marie zit bij haar bed en de vrouw zegt heel bewust: ’ik ga sterven’ en ze strekt de zuurstofslangen uit haar neus. Ze neemt een barenshouding aan met haar benen wijd en doordat ze moeite heeft met ademen begint ze een beetje te hijgen, waardoor het net lijkt alsof ze inderdaad aan het baren is. Ze was kalm en leek geen pijn te hebben en weer zei ze: ’ik ga sterven’. Marie beschrijft dat het haar deed denken aan wat in het begin is genoemd: een stervende zal proberen zichzelf in de wereld te zetten, zijn wezenlijke ik te laten zien, alvorens deze wereld te verlaten. Deze vrouw die haar leven zo’n opgaaf vond was letterlijk bezig zichzelf geboren te laten worden. Ze sterft op een waardige, bewuste en ontroerende manier.

Hiermee komen we terug bij het begin, wat is sterven. Leven en dood zijn niet los van elkaar te zien. Het verhaal van deze stervende, zichzelf barende vrouw raakte mij enorm. Het deed me denken aan mijn eigen bevallingen, waar ik zo tegenop zag. Ik heb deze bevallingen ook ervaren als sterven. Je moet je overgeven aan de pijn in je lichaam, je moet sterven om je kind geboren te laten worden. Je moet zelf sterven om je kind te laten leven.

Je ziel terughalen

Nu sta ik dus hier en kijk de dood, de spiegel in de ogen kijk en zie mijn leven. Ik zie dat een trauma, opgelopen toen ik anderhalf was een groot deel van mijn leven heeft bepaald en mij heeft gevormd tot wie ik ben. Als je in je vroege kinderjaren een trauma doormaakt, dan treedt er zielsverlies op, er gaat een stukje dood. Als het een groot trauma is, dan zorgt die ziel ervoor dat je voortdurend ervaringen hebt die lijken op dat trauma, totdat het zoveel wordt dat er wel iets moet gebeuren. Je moet dat stukje ziel dan weer terughalen. Toen ik anderhalf was heb ik vanwege een darminfectie een aantal weken in het ziekenhuis gelegen, omdat ik was uitgedroogd. Tijdens een meditatie zag ik mezelf daar in het ziekenhuisbed liggen met mensen om me heen die bezig waren om slangetjes in mijn lijf te stoppen. Ook had ik het gevoel dat er iets in mijn keel werd gestopt, waardoor ik het gevoel had te stikken. Dat was allemaal zo pijnlijk en beangstigend dat ik was uitgetreden. Ik hing boven in de kamer en keek naar het tafereel. In feite was het een verkrachting, ik had niets te zeggen over mijn lichaam. Een aantal weken heb ik daar gelegen met pijn, bang en verlaten, met nog een stuk of negen ander kinderen, ook met pijn, bang en verlaten, een kakofonie van gehuil en gejammer. Toen de infectie over was, moest ik weer eten, maar ik weigerde. Ik wilde weer zeggenschap over mijn lichaam, ik wilde zelf bepalen wat er in komt. Doordat ik bleef weigeren te eten ben ik bijna letterlijk gestorven, zoals de arts zei tegen mijn moeder: ’neem haar maar mee naar huis, want als ze hier blijft gaat ze dood’. Thuis ben ik door liefdevolle aandacht weer gaan eten.

Ik heb dat stukje ziel teruggehaald, ik ben opnieuw gestorven. Ik kijk in de spiegel van de dood, mijn leven, ga ik nu echt dood? Ik denk dat er inderdaad een deel van mij is doodgegaan. Als ik denk aan mijn studie in een exacte richting namelijk bodemkunde, de jaren dat ik projectleider ben geweest in een commerciële mannenwereld, dan denk ik: ’was ik dat? Dat ben ik in ieder geval niet meer, maar dat was ook niet mijn echte wezenlijke ik, dus dat mag sterven’.

Leven en dood zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Je sterft om leven te schenken aan iets nieuws, of dat nu daadwerkelijk een kind is of een nieuw, of eigenlijk oud deel van jezelf. Zo leef je in èèn leven al meerdere levens.

Wijzigingsdatum | 1-01-2018 23:13